De Vliegende Pomphouder

De Nederlands taal is een fantastische taal om in te schrijven, want de Nederlanders hebben ooit bedacht dat je met verschillende woorden hetzelfde kunt beschrijven. En zelfs daarvoor hebben ze een woord: synoniemen. Geweldig volkje toch die Nederlanders!
Maar om de wedstrijd te beschrijven die de mannen van leider Jack Kruize afgelopen weekend hebben gespeeld komt vooral het woord curiositeit naar voren. Een curiositeit is een merkwaardigheid of een zeldzaamheid. En in dit geval is het zelfs beide. Nu zijn wedstrijden tegen sc Kootstertille niet een unicum maar de uitslag komt wel uit de categorie “Zelden vertoont”. De Goddelijke Wezelingen hadden op deze mooie zaterdag de meeste wil om te winnen en wisten dit om te zetten in een 11-2 overwinning.
Nu waren er meer dan genoeg mooie momenten om te beschrijven, zoals meter-vreter Feye Postma die zijn eerste doelpuntje maakte na een mooi pass van Wander Meindertsma, Wiebe Aardema die een mooie hattrick wist te maken en daardoor lijstaanvoerder van de Gouden Schoen is of Wout Kruize die nagenoeg vanaf de achterlijn de goed keepende Tilster keeper wist te passeren. En ja, u leest het goed: goed keepende Tilster keeper, want zonder deze keeper was de uitslag nog vele malen groter geworden.
Maar het moment wat vooral de reden is voor het gebruik van het woord curiositeit is dat vier van de elf doelpunten hun bestaansrecht hebben vanuit het fenomeen kopgoal. Ooit is er een inspirerend verhaal geschreven over de wondere wereld van de kopgoal. En één van deze kopdoelpunten verdient het om met uiterste schoonheid beschreven te worden, net zo schoon als die kopgoal zelf.
Een goede kopgoal is zoveel meer dan een doelpunt. Een goede kopgoal is een pakket tot aan de nok toe gevuld met juiste keuzes en acties. Te beginnen bij de loopactie om vrij te komen op de juiste plek, gevolgd door de juiste timing om de lucht in te gaan en eventjes te blijven hangen, die ingewikkelde nekbeweging naar de bal te maken als een lopende Egyptenaar en dan ook nog eens die bal te sturen naar de vrije ruimte in het vijandelijk doel achter de Tilster goalie.
Goede kopgoals zijn een zeldzaamheid op het huidige kunstveld. Waar het vroeger een verplichting was om alles door de lucht te spelen, vanwege de vele plakkerige modderpoelen, is er met dit biljartlakentje een heerlijkheid om alles over de grond toen, één keer raken, afkaatsen en binnenkantje afronden. Een Goddelijke Wezeling doet er immers alles aan om maar niet te hoeven koppen. Hij scheurt nog liever uit z’n hamstrings en broekje, om maar niet z’n katerkop tegen een bal te zetten.
Van doelpunten als die van Messi tijdens de finale van het miljoenenbal in 2009. Of van Gullit tijdens het EK van ’88, daarbij meteen de kantekening makend dat het doelpunt van Ruud natuurlijk nooit zo mooi was geweest als Ruud gewoon blonde stekeltjes had gehad in plaats van rasta’s die met bal en al van zijn hoofdhuid leken te worden gerukt op dat memorabele moment.
En wie zich dit beeld van de koppende Ruud Gullit nog levendig kan herinneren en zaterdagmiddag aanwezig was bij de wedstrijd van de Goddelijke Wezelingen, zal niet anders kunnen beamen dat de kopgoal van Sjoerd Dijkstra griezelige gelijkenissen vertoonde met HET moment uit 1988.
Sjoerd kopte niet zomaar; Sjoerds kop kwam los van z’n romp en hij leek de bal met blonde stekels en al vol in de nieuwe blauw-witte touwen te rammen. De mannen van de vrijdagochtendploeg keken al zeer gespannen naar de nieuwe netten en zaten met angst in de bilspleet te hopen dat het nieuwe nylon niet direct tot een gatenkaas was gepromoveerd.
Dan Messi: hij sprong die dag op, besloot even te blijven hangen met z’n armen over elkaar en toen hij al aan z’n daling was begonnen, kreeg hij het nog voor elkaar die voorgegeven bal een tegendraads kusje te geven en met een boogje te sturen naar de lange hoek, onze eigen Edwin kansloos achterlatend op z’n lijn. In Messi’s kopgoal zat gevoel, liefde en tederheid net zoals in die fabuleuze kopgoal van Sjoerd.
Dit is misschien een inkoppertje: de gemiddelde Goddelijke Wezelingen is geen Gullit of Messi. Hij is al tevreden als hij met z’n voeten de bal de juiste richting op stuurt met een beetje gevoel, laat staan met z’n kop. Tederheid bewaart hij wel voor de 3e helft, wanneer de mayo van z’n broodje frikandel dreigt te gaan druipen en z’n tong tevoorschijn komt. Een Goddelijke Wezeling slaat die bal niet als een Gullit tegen het net en blijft niet Messiaans hangen in de lucht. De kopgoal van een Goddelijke Wezeling kenmerkt zich niet door sprong-of kopkracht; hij heeft geduld, wachtend op de juiste voorzet. En dat kan een aantal wedstrijden duren.
Áls die voorzet dan eindelijk komt, schat de gemiddelde Wezeling eerst in of deze bal echt voor hém gaat zijn. Is hij te hoog voor ‘m? Dan kaffert hij de voorgever uit. Is hij perfect op hoogte, maar komt het iets te hard aanvliegen? Dan bukt hij, kijkt hij achter ‘m, doet hij alsof hij dacht dat de bal voor de andere teamgenoot was bedoeld en kaffert hij de voorgever én die teamgenoot uit. En heel soms kun je er domweg gewoon niet voor wegkomen en sta je met de ogendicht te wachten op het moment van contact waarna de bal een paal, soms een tegenstander, maar met wat geluk de kruising in vliegt.
Maar dit geldt niet voor Sjoerd! Sjoerd wist de kracht van Gullit en de schoonheid van Messi in één kopgoal te stoppen. Zwevend door de lucht die blonde kop van beton als een heipaal tegen de bal aan rammen om vervolgens met de mooiste juich sinds tijden de goal met zijn voetbalvrienden te vieren. Een legende is geboren, Sjoerd hoort sinds zaterdag tussen het rijtje Gullit en Messi thuis maar de wereld zal hem helaas nooit zo toejuichen als deze twee iconen. De geruststelling is dat hij voor eeuwig een legendarische Goddelijke Wezelingen is en in Twijzel voor altijd bekend zal staan als “de Vliegende Pomphouder”.